dinsdag 9 juni 2009

Iedere dag toetjes eten

Laatst las ik in de wetenschapsbijlage van de NRC een stuk van Robbert Dijkgraaf, hoogleraar natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam en president van de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (waar alleen de beste van de beste Nederlandse wetenschappers lid van mogen worden). Hij had een aantal adviezen voor jonge wetenschappers (met als laatste advies overigens: "luister niet naar advies."), maar één daarvan was bijzonder opvallend: namelijk, dat wetenschap was als elke dag toetjes eten.

In een aantal opzichten heeft Robbert Dijkgraaf daarin wel gelijk: wetenschap is een van de weinige banen waar je geen baas of klanten hebt die je voorschrijven wat je moet doen, wanneer je het moet doen en hoe je het moet doen. Als wetenschapper kun je veel tijd besteden (niet alle, overigens, want je moet vaak ook lesgeven en hebt andere verplichtingen aan je werkgever) aan dingen die je interessant vindt te doen. Waar anders heb je zo'n vrijheid? Bijvoorbeeld: ik vind het leuk deze column te schrijven, ik kan hem schrijven zoals ik hem wil, maar ik word er niet voor betaald. Als ik een stuk voor de nieuwsbrief schrijf, word ik daar wel voor betaald, maar kan ik niet kiezen waarover ik het schrijf (ikzelf kan het onderwerp bijvoorbeeld oersaai vinden), en moet ik aan allemaal regeltjes voldoen hoe ik het schrijf. En de meeste mensen hebben dat: werk heeft veel saaie kanten, maar voor je hobbies word je niet betaald. Tenzij je wetenschapper bent. Dus wetenschap: iedere dag toetjes! Of toch niet?

Wel, het leven is niet altijd leuk in wetenschapsland, zeker als je begint. Een van de meest humoristische (maar helaas ook enigszins realistische) afspiegelingen van het leven van jonge wetenschappers zijn de cartoons van de serie "Piled Higher and Deeper" (http://www.phdcomics.com/), die het leven van een groep (fictionele?) promovendi weergeeft.


"Piled Higher and Deeper" schetst en nogal ontmoedigend beeld van wetenschap, en vooral van de promotietijd. Het onderzoek is saai, totaal nutteloos, de hoogleraar is totaal niet in jou geïnteresseerd of aanmoedigend en zet je alleen maar hard aan het werk om als een robot publicaties te produceren. Je maakt 80-urige weken, werkt hele nachten door, en houd je wegens je armetierige salaris in leven op een dieet van gratis eten en instantnoedels met vleessmaak.

Maar wat is nou de werkelijkheid? Het toetje of de tredmolen?

Wel, net als bij elke baan heeft een wetenschappelijke baan z'n leuke en minder leuke kanten. Soms doe je dingen die je leuk vindt, soms moet je dingen doen die je saai of vervelend vindt (zoals vergaderen, of zorgen dat alle afbeeldingen van je artikel binnen de voorgeschreven kantlijnen vallen). In Nederland tenminste hoeven AIOs geen onmogelijke uren te werken (al doen ze dat soms overigens wel), en het salaris is laag, maar als je echt in geld geïnteresseerd bent word je toch geen wetenschapper. Maar voor een deel komt Dijkgraaf's opmerking ook door het verschil in perspectief tussen professor en promovendus.

Een professor kan over het algemeen een onderzoeksonderwerp uitzoeken dat hij of zij interessant lijkt - een promovendus moet over het algemeen aan de slag met het onderwerp dat de professor uitgezocht heeft. Dat kan natuurlijk wel een interessant onderwerp zijn, maar het is nooit zo leuk als zelf iets bedenken. Ten tweede beslist een hoogleraar zelf wanneer hij iets heeft gemaakt dat goed genoeg is om op te sturen naar een wetenschappelijk tijdschrift. De gemiddelde promovendus zit te zuchten onder de vele rode penstrepen van zijn professor. Veel promovendi hebben het gevoel dat hun begeleider meer van hun vraagt dan ze aankunnen in een normale werkweek, en hebben het gevoel geen controle te hebben over hun werk of werklast. Een uitstekend recept voor stress, depressie, en uitstelgedrag.

Moet het leven van promovendi dan per definitie zo ellendig zijn als dat voorgespiegeld in "Piled Higher and Deeper"? Niet automatisch. Sommige promovendi zullen het geluk hebben dat ze een begeleider hebben die oprecht in hun wensen geïnteresseerd is, hen aanmoedigt zelf ideeën te bedenken en ermee te experimenteren, die er is als steun als het wetenschappelijk of persoonlijk tegenzit, en die promovendi niet behandelt als "melkkoeien" waar, inplaats van melk, artikelen uit moeten worden geperst en zo snel mogelijk voordat de promovendus is afgebrand en naar de slacht (lees: de WW of het bedrijfsleven) kan.

Maar zelfs als je pech hebt met je promotor kun je andere dingen doen dan alcoholist worden. Wat je ook doet: bedenk dat het ergste is ontslagen te worden van een baan die je haat, maar het is beter een baan in het bedrijfsleven te nemen of naar een andere universiteit te gaan dan een levensgroot risico lopen dat je niet promoveert, of zelfs als je wel promoveert, helemaal bent afgebrand op de wetenschap en een humeurige cynicus bent geworden. In niet-extreme gevallen van promotieleed is waarschijnlijk de beste eerste stap je promotieplaats te zien als baan, en gewoon je werk te doen, niets meer en niets minder. En vooral ook te beseffen dat je professor geen God is: als je professor je artikelen of je onderzoek afkeurt, betekent het vaak helemaal niet dat die artikelen slecht zijn, dat je nooit een goede wetenschapper zult worden, en dat je een beroerd onderzoeker bent. In de meeste gevallen heb je dan gewoon iets gedaan wat niet in de 'smaak' van de professor was. Sommige professoren houden van bergen voetnoten, andere houden van lange woorden, weer andere willen dat je referentielijst teruggaat naar de 18e eeuw... Het is ongelukkig als een professor anders over artikelen denkt dan jij, maar dat betekent niet dat jij het 'slecht' doet.

Dat wil niet zeggen dat promovendi automatisch alles goed doen: lees een boel in je vakgebied en denk er diep over na, maak zoveel aantekeningen als mogelijk en bediscussieer artikelen met een slimme collega die je vertrouwt, en je zult zelfs met de slechtste promotor ter wereld nog een heel fatsoenlijke wetenschapper worden.

En dan is er nog een idee waar promotoren waarschijnlijk een hekel aan zullen hebben: Google-uren [edit: Google heeft het principe van 'Google-uren' niet uitgevonden, het bestond vermoedelijk al langer, en Google is ook niet het enige bedrijf dat een soortgelijk principe hanteert; ik zal het hier alleen Google-uren noemen om een langere term te vermijden. Dank je voor deze gegevens, Daan!]. Het bedrijf Google staat werknemers toe om 20% van hun tijd te besteden aan hobbyprojecten (http://googleblog.blogspot.com/2006/05/googles-20-percent-time-in-action.html). Dat bevalt goed: de helft van Google's vindingen komt uit die "20%-tijd". Wat als AIOs ook voor 20% van hun tijd konden werken aan iets wat zijzelf het aller interessantst vonden? Waarschijnlijk zouden uitstellende AIOs ineens nieuwe ideeën krijgen, vrijwillig dingen gaan lezen, autoriteiten in het 'zijgebied' gaan opbellen. Kortom, ze zouden veel gemotiveerder worden, èn ze zouden ineens zichzelf opleiden tot zelfstandige wetenschappers, zoals eigenlijk ook het idee achter een promotieperiode is.

Ik betwijfel of universiteiten en hoogleraren graag zo'n 20%-regel invoeren. Immers, het lijkt de productiviteit van AIOs te verminderen. Maar zou dat echt zo zijn? Zouden de AIOs niet een beter humeur krijgen door elke dag aan iets van hun eigen voorkeur te werken? Zouden ze niet enthousiaster en creatiever worden, en werkelijk ook multidisciplinairder, verbanden leggend met andere vakgebieden? 'Gezond verstand' zou zeggen dat 80% van de tijd 'werken' 80% van de productiviteit zou opleveren. Maar 'gezond verstand' heeft het wel vaker bij het verkeerde eind. Ik hoop dat de universiteiten er snel mee gaan experimenteren.

zaterdag 6 juni 2009

EWL zaterdag 6 juni 2009 Goed worden en keuzes

De afgelopen maand heb ik weinig in dit blog geschreven. Dat komt niet omdat ik geen inspiratie had (de lijst met onderwerpen waarover ik wil schrijven groeit nog steeds dagelijks), maar omdat ik in een nieuw project verwikkeld ben geraakt waar nu bijna al mijn (toch altijd al zeldzame) vrije tijd naartoe gaat: hoe wordt iemand ergens GOED in. Daar is nog geen handleiding voor, maar de uren die ik over heb na proefschrift schrijven en musical schrijven en voor de universitaire nieuwsbrief schrijven gaan op op aan de studie van boeken, tijdschriften, en nadenken. En van de vele dingen die ik geleerd heb, weet ik één ding zeker: als je ergens goed in wilt worden moet je er veel tijd aan besteden.

Ik wil later erg goed worden in schrijven en vertellen over wetenschap; maar het lijkt me zeker de moeite waard om eerst goed te worden in goed worden, oftewel te begrijpen hoe ik zo goed mogelijk kan worden. Dus zullen er de komende tijd minder updates verschijnen dan de dagelijkse die jullie misschien gewend zijn geraakt. (Maar stuur gerust links naar jullie eigen wetenschappelijke blogposts, ik zou het leuk vinden die ook eens door te snuffelen!) Dit alles wil niet zeggen dat dit de laatste post op mijn blog zal zijn - er zijn nog steeds onderwerpen die in mijn brein branden om eruit te komen. Maar voorlopig waarschijnlijk in een lager tempo. Maar wie weet, over een maand of drie - ben ik misschien hard op weg de beste schrijver van wetenschappelijke verhalen ter wereld te worden. En jullie mogen die dan als eerste lezen...