dinsdag 21 juli 2009

Jokkers, leugenaars en wetenschappers


Kan liegen ooit voor een goed doel zijn? Soms wel, denk ik. Het meisje dat “ik heb al een vriend” zegt, in plaats van dat ze verklaart dat ze nooit uit zou gaan met zo'n dikzak/nerd/lelijkerd. De echtgenoot die zegt “Ik vind je nog even slank als vroeger” terwijl hij ziet dat de eens zo goed zittende kleren tot op barstens toe gespannen zijn. Leugens kunnen ons helpen onszelf blijer te maken, en anderen gelukkiger te maken. En dat is een mooie toepassing.

Maar soms is de grens tussen wat is toegestaan en wat niet is toegestaan onduidelijker, bijvoorbeeld in de wetenschap. Dat betekent niet dat je als wetenschapper data mag verzinnen en die in je artikel zetten. Het gebeurt soms, maar als mensen erachter komen is dat het einde van je carrière. En terecht: de wetenschap drijft op ware kennis, en hij kan niet goed werken als iedereen verzonnen onderzoeken zou opschrijven omdat dat sneller gaat dan een experiment doen.

Maar dat wil niet zeggen dat er geen grenzen zijn aan de eerlijkheid van wetenschappers. En het meest prominente schemergebied is de opfraaiing van de waarheid bij het aanvragen van onderzoeksgeld.

Er zijn veel wetenschappers, en ze hebben allemaal onderzoeksgeld nodig om hun eigen salaris van te betalen, promovendi mee aan te nemen, apparatuur en chemicaliën van te kopen, en congresbezoek te financieren. Dat is begrijpelijk. Er is alleen niet genoeg onderzoeksgeld voor al die wetenschappers. Dat is niet persé een natuurwet, het heeft ermee te maken dat de Nederlandse regering (net als alle regeringen ter wereld) maar een bepaald bedrag voor onderzoek uittrekt. Als dat bijvoorbeeld vijf keer zoveel zou worden, zouden alle wetenschappers in Nederland ineens een baan hebben met voldoende geld; maar de Nederlandse regering doet dat niet, allereerst omdat er ook nog andere dingen betaald moeten worden (wegen, scholen, ziekenhuizen), en ten tweede omdat als ze meer geld geven de Nederlandse professoren gewoon meer mensen zouden aannemen, ook uit het buitenland (India, China, etc.) en het geld nog steeds op zou komen en de nu veel grotere hoeveelheid wetenschappers nog steeds zou klagen over geldgebrek.

Er zijn dus veel wetenschappers, en er is weinig geld. Hoe beslis je dan als regering wie geld krijgt?
In principe zijn er twee mogelijkheden.
Òf je geeft geld aan de beste onderzoekers, de onderzoekers die fantastische onderzoeksideeën hebben, prachtig onderzoek doen en allemaal prijzen (zullen) winnen.
Òf je geeft geld aan die wetenschappers die iets nuttigs onderzoeken. Dat heeft het voordeel dat je misschien het geld terugverdient met kostenbesparende uitvindingen of betere medicijnen enzo.

Voor beide methoden valt het een en ander te zeggen. Het fundamentele onderzoek, zelfs als het niets nuttigs oplevert, is gewoon 'cool'. Zolang de regering geld geeft aan kunstenaars en sporters zou je zeker geld moeten geven aan een aantal wetenschappers, als een soort culturele bijdrage. Nuttige onderzoeken klinken ook goed: onderzoek waarvoor je (indirect) geld terugkrijgt. Dat klink economisch erg verstandig. De Nederlandse regering kiest dan ook voor allebei.

Nu heb ik geen bezwaar tegen het sponsoren van uitstekende wetenschappers. Als een beperkt aantal sporters en kunstenaars wordt betaald, zou het onrechtvaardig zijn als dat voor wetenschappers niet zou gelden. Ten tweede doen alle landen het (op misschien een paar na, maar elk westers land dat ik ken financiert wetenschappers). Ten derde zou het gevolg zijn als je het niet deed dat de beste wetenschappers naar het buitenland zouden gaan (althans meer dan nu het geval is), dat de slimste studenten die wetenschappers zouden volgen en in het buitenland carrière zouden maken. En als de meeste slimme mensen het land verlaten, is dat waarschijnlijk niet goed voor onze economie die slimme mensen nodig heeft voor nieuwe uitvindingen en het kunnen toepassen van nieuwe technologie.

Het probleem is echter bij B). Er is veel geld beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek naar bepaalde nuttige dingen. Er zijn veel wetenschappers beschikbaar als er maar geld is. Dat klinkt als een deal die voor beide partijen gunstig is. Maar dat is het niet. Het is een deal die voor tenminste één van de partijen (als niet voor beide partijen) ongunstig is. En dat is om het volgende.

Een wetenschapper wordt wetenschapper omdat hij of zij wil onderzoeken wat h/zij leuk vindt. Een wetenschapper kan wetenschapper blijven (=vaste baan aan universiteit krijgen) omdat hij of zij voldoende publicaties schrijft om beroemd te worden in zijn of haar vakgebied. Stel nou een willekeurige wetenschapper voor die is afgewezen voor de 'fantastisch onderzoek'-pot, maar die wel geld zou kunnen krijgen voor bepaald maatschappelijk relevant onderzoek. Voor die wetenschapper zijn er dan twee problemen:
a) hij vindt dat onderzoek helemaal niet leuk om te doen, en hij is geen wetenschapper geworden om saaie dingen te doen die een ander voor hem heeft uitgezocht. Dan kon hij net zo goed in het bedrijfsleven gaan werken (en een nog veel hoger salaris krijgen ook!)
b) echte maatschappelijke problemen zijn complex. Je moet met veel mensen samenwerken, veel overleggen, en je hebt vaak maar heel weinig wetenschap nodig. Omdat er weinig wetenschap in zit, kun je er nauwelijks over publiceren, wat wetenschappelijke zelfmoord is.
Natuurlijk is het geen geld kunnen krijgen óók wetenschappelijke zelfmoord. Dat is dus het dilemma van de wetenschapper.

Heel veel wetenschappers (misschien zelfs de meeste) lossen het probleem echter op de volgende manier op.
1) Ze kiezen een willekeurig maatschappelijk probleem dat hopelijk in de verste verte iets met hun onderrzoeksinteresse te maken heeft.
2) Ze schrijven een voorstel waarmee ze beargumenteren dat hun lievelingsmethode een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan het oplossen van het maatschappelijke probleem
3) Ze krijgen een zak geld, en ontwikkelen daarmee hun lievelingsmethode verder
4) Ze publiceren een aantal artikelen over de verbeteringen die ze hebben gemaakt in hun lievelingsmethode
5) Ze proberen op een dinsdagnamiddag de methode uit op het maatschappelijk probleem. In verreweg de meeste gevallen helpt de methode geen zier.
6) Ze schrijven de fondsengevers dat ze de methode hebben toegepast, en dat het zeker veelbelovend is, maar dat er nog veel meer geld nodig is om hem voldoende te ontwikkelen om het probleem op te lossen
7) Als ze geld krijgen, gaan ze weer naar stap 3, anders moeten ze terug naar stap 1

Nu zou ik die wetenschappers niet echt voor leugenaars willen uitmaken. Immers, er is altijd een kans (een verschrikkelijk kleine kans, maar toch een kans) dat de methode echt werkt om het probleem op te lossen. En als wetenschapper kun je toch nooit zeker zijn dat een methode werkt, daarom is het ook wetenschap. Maar intussen komt het zeven-stappenplan wel mooi tegemoet aan de noodzaak van zowel geld als publicaties.

Wat minder makkelijk te geloven is, is dat de subsidiegevers keer op keer in dat verhaal lijken te trappen. Iemand die een beetje verstand heeft van wetenschap kan redelijk goed zien wie er jokt met een onmogelijk of onpraktisch onderzoeksvoorstel, en anders zie je wel na de eerste ronde wie gewoon heeft zitten rommelen en ongerelateerde dingen heeft gedaan, en die geef je gewoon geen geld meer. Zijn subsidiegevers ècht zo dom?

Ik denk het niet. Maar we moeten niet vergeten dat de subsidiegevers òf ambtenaren zijn, òf andere wetenschappers. Als het ambtenaren zijn, weten ze dat als ze niet àl hun subsidie uitdelen, dat er volgend jaar minder geld is, en dat ze misschien ontslagen zullen worden (om minder geld uit te delen zijn minder ambtenaren nodig). Als ze wetenschappers zijn, weten ze dat als ze niet alle subsidie uitdelen, er volgend jaar minder geld is, en dat er dan minder wetenschappers kunnen werken. Bovendien kunnen ze het onredelijk vinden dat wetenschap op 'nut' wordt beoordeeld, en saboteren het systeem door een oogje dicht te knijpen als de aanvragende hoogleraar of postdoc een neus krijgt als Pinokkio.

De overheid heeft het dus moeilijk. Ze kunnen de subsidieverstrekkers niet vertrouwen, en de wetenschappers zelf al helemáál niet. Ze geven veel geld uit, maar krijgen daar bitter weinig voor terug, in elk geval veel minder dan als ze zelf wetenschappers en analisten hadden ingehuurd en die onder strenge supervisie wèl aan het probleem hadden laten werken. Maar ook de overheid doet een oogje dicht. Immers: toegeven dat hun plan mislukt staat gelijk aan falen, gezichtsverlies. Bovendien, als ze de wetenschap willen sponsoren, staat het veel beter de uitgaven als 'toegepast onderzoek' te presenteren aan de Tweede Kamer. Bovendien wordt het geld wel gebruikt om jonge wetenschappers op te leiden die later misschien wèl erg goed worden, dus het geld is niet helemaal verspild.

Toch vind ik dit systeem niet ideaal. Intelligente niet-wetenschappers kunnen het idee krijgen dat wetenschappers parasieten zijn, zelfs erger: hypocriete parasieten (wel, parasieten is een beetje waar, maar het valt in het niet bij het parasitisme van bankdirecteuren en aandelenhandelaren). Ten tweede dat wetenschap alleen maar nutteloze ivorentoren-luchtfietserij is (dat is zeker niet waar! Wetenschap kan ontzettend nuttig worden toegepast; de meeste wetenschappers zijn daar gewoon niet in geïnteresseerd, maar de kennis die wetenschappers genereren kan soms heel nuttig zijn, al gebruiken wetenschappers zelf de kennis niet. Maar anderen kunnen dat wel doen). Als wetenschappers maken we ons daar nu misschien niet al te veel zorgen over – immers, we krijgen ons geld- maar toekomstige politici kunnen in tijden van geldgebrek wel die argumenten gebruiken om wetenschappelijke subsidies verder in te krimpen. Ten tweede zullen heel wat eerlijke potentiële jonge wetenschappers door dat gekonkel een minachtig voor de wetenschap krijgen en een andere richting opzoeken. Wetenschappers moeten niet alleen naar hun korte-termijncarrière denken, maar ook aan de reputatie van de wetenschap als geheel.

Maar valt die reputatie ooit nog te repareren? Ik vrees dat dingen voorlopig nog wel zullen blijven gaan zoals ze nu gaan. Maar ik kan dromen. Ik droom van een dag waarbij de topwetenschappers net als de topkunstenaars en topsporters voldoende subsidie krijgen om alleen maar dat onderzoek te doen waar ze van dromen. En dat de rest van de wetenschappers voldoende geld krijgt om van te leven en van te werken, op voorwaarde dat ze 20 uur van de week in dienst zijn van het Rijk, om onderwijs te geven en onder supervisie van een slimme maatschappelijk betrokken directeur hun grote intelligentie en expertise zo goed als ze kunnen ter beschikking te stellen voor een ècht probleem, om een èchte oplossing te produceren. Misschien dat dan wetenschappers weer met opgeheven hoofd over straat kunnen lopen als eerlijke mensen, en dat iedereen die geen wetenschapper is dan weer beseft dat wetenschap ècht nuttig kan zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten