maandag 9 februari 2009

Hoe werkt wetenschap (10) - het artikel

Niemand weet waarom de Chinezen de wereld niet hebben veroverd. Ze hadden lang voor de Europanen al het buskruit uitgevonden, samen met het kompas, het papier, de boekdrukkunst en automatisch openende deuren. Ze hadden zo'n grote voorsprong op Europa en het Middenoosten dat je duizend jaar geleden zou denken dat China in 1500 en zeker in 2000 verreweg het machtigste en rijkste land ter wereld zou zijn. Een van de grootste raadsels in de wereldgeschiedenis is waarom China het niet werd. Waarom gingen de Chinezen niet door met al hun mooie uitvindingen en wachtten ze de Europeanen in de 19e eeuw niet op met laserkanonnen? Wat was er mis gegaan met de Chinese wetenschap?

Ik weet het niet zeker, maar ze hadden in elk geval één probleem: als ze al iets ontdekten, werd de kennis vaak niet gedeeld. Dus met de dood van de wetenschapper verdween de kennis weer. Isaac Newton zei eens dat hij alleen zover kon kijken omdat hij op de schouders van reuzen stond – en de enige manier om kennis te bewaren is hem op te schrijven en rond te sturen zodat anderen hem zien – zoals bijvoorbeeld met een wetenschappelijk tijdschrift. En hoewel de Chinezen het papier en de boekdrukkunst hebben uitgevonden, vonden de Europeanen 344 jaar geleden het wetenschappelijk tijdschrift uit.

Nu hebben alle beroepen en hobbies wel een tijdschrift – van tijdschriften voor apothekers tot tijdschriften voor tegelverzamelaars. Maar het is misleidend een wetenschappelijk tijdschrift met zulke tijdschriften te vergelijken. Als je de krant een paar maanden niet leest, gebeurt er niets ergs met je. Als mijn vader zijn ziekenhuisapothekers-tijdschrift eens een keer niet doorbladerde, had dat geen gevolgen voor zijn werk. Maar voor een wetenschapper is het tijdschrift het bloed van het vak. Als je de tijdschriften in je vakgebied niet leest is er een grote kans dat je onderzoek doet dat al door iemand anders is gedaan, of je doormoddert met achterhaalde technieken, en in het algemeen het lachertje bent op congressen. Als je de tijdschriften niet leest, moet je maar een ander beroep gaan zoeken. Het lezen van wetenschappelijke tijdschriften is geen “extra”. Het is niet “optioneel”. Het is bittere noodzaak. Als je de tijdschriften niet bijhoudt (en dat kan intensief zijn – sommigen suggereren dat de optimale balans is dat je de helft van je werkweek leest!) word je snel afgeschreven.

Naast de noodzaak om te lezen is er een tweede verschil met normale tijdschriften: de noodzaak erin te schrijven! Iedere wetenschapper moet schrijven in wetenschappelijke tijdschriften. Geen publicaties? Geen baan. En ja, dat betekent ook dat wetenschappers die niet kùnnen schrijven wel móeten schrijven, en dat dus niet alle wetenschappelijke artikelen goed leesbaar zijn. Sommige wetenschappers schrijven soepel en super, voor andere artikelen moet je ongeveer een aspirine nemen en op een rots-eiland gaan zitten om je er doorheen te worstelen.

Je onderzoek opschrijven in artikelen is dus niet alleen noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de wetenschap vooruit gaat, maar ook voor je eigen carrière/beroemdheid (zie mijn artikel over hoe je professor wordt), en ook doodgewoon dat je een baan houdt of een nieuwe baan kunt krijgen.

Nou is het schrijven van artikelen niet iets dat je je doorgaans voorstelt bij wetenschappelijke arbeid. Je ziet in cartoons meestal wetenschappers in witte jassen met borrelende kolven, maar nooit een wetenschapper die in normale kleren achter zijn computer zit en de woorden eruit probeert te persen. Ik ken niemand die wetenschapper is geworden om artikelen te schrijven - en voor de meeste beginnende wetenschappers is het schrijven van een artikel iets dat ze liefst zo lang mogelijk voor zich uitschuiven, het is vaak helemaal niet interessant om datgene wat je allang begrijpt uitgebreid en pietepeuterig nauwkeurig op te schrijven, met vaak een professor of recensenten die erop aandringen dat je het moet herschrijven. Van één van mijn artikelen heb ik 12 versies, telkens verbeteren, en nog eens verbeteren. En nog eens verbeteren... en niemand weet wanneer (en of!) het ooit goed genoeg zal zijn. Een artikel schrijven kan soms een gebed zonder einde lijken, en je leert er weinig van. Op een tijdsmanagementcursus voor promovendi was probleem nummer 1: hoe dwing ik mezelf om een artikel te gaan schrijven? Als je wetenschap leuk vindt, is een van de dingen die het meeste tegenvalt dat je ineens artikelen moet gaan schrijven. Dat hadden de meeste mensen niet gedacht! Mocht je zelf ooit wetenschapper worden, dan zul je misschien aan dit stuk terugdenken, en zeggen "hij had gelijk. Maar ik had niet gedacht dat het zo erg was!" Maar dat is het dus wel.

Hoe normale wetenschappers zich ertoe zetten artikelen te schrijven weet ik nog steeds niet. Volgens mij zijn sommigen zo verzot op roem dat ze helemaal verliefd worden op het idee dat hun artikel in druk verschijnt, en alle moeite die het kost valt weg met het oog op die glorie. Andere wetenschappers zien artikelenschrijven misschien meer iets als drie maal in de week een uur fitness (of in dit geval, eens per twee maanden twee weken lang jezelf opsluiten in je kamer om te schrijven); gewoon iets dat niet persé leuk is, maar er gewoon bijhoort. Maar zelfs ik, die een ongelofelijke hekel aan artikelschrijven heb, kom er uiteindelijk niet onderuit: als ik wil dat mijn werk een bijdrage aan de menselijke kennis levert, moet ik publiceren. Anders is mijn harde werk voor niets geweest.

Kortom: artikelen zijn het levensbloed van de wetenschap, al is het schrijven ervan iets waar bijna niemand aan denkt bij het kiezen van een carrière als wetenschapper, en voor degenen die wel wetenschappers zijn vaak een bittere appel om doorheen te bijten. Maar zonder artikelen kunnen we niet. En de wetenschap ook niet. Dus is het doorbijten. Volgende keer - hoe deed ìk het met die moleculaire boodschappenmandjes?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten