zaterdag 4 april 2009

De vakgroep (4/7) – de postdoc

Toen ik nog zangles had heb ik me blauw geoefend op een lied dat gebaseerd was op een gedicht van Robert Louis Stevenson (de schrijver van “Schateiland”). Dat lied ging over een vagebond die gelukkig was met zijn vrijheid, slapend onder de sterren, de hele wereld doortrekkend. Het was een mooie tekst, maar ik betwijfel ten zeerste of de dak- en thuislozen die elke dag bij mijn Albert Heijn rondhangen het met R.L. Stevenson eens zouden zijn. En van postdocs weet ik het helemaal niet.

Een postdoc (post-doctoraat, oftewel iemand die al een proefschrift geschreven heeft) is een zwerfwetenschapper. Een postdoc gaat naar een universiteit, blijft daar één, twee of drie jaar, en moet daarna over het algemeen een andere universiteit opzoeken voor werk.

Het idee achter een postdoc is eigenlijk erg goed: een jonge wetenschapper die net gepromoveerd is (en een jaar of 28, 29 is) kan zo een jaar of twee ervaring opdoen in een gerenommeerd buitenlands laboratorium, en daar nieuwe dingen leren, nieuwe contacten leggen, met nieuwe ideeën in aanraking komen. Je wordt er waarschijnlijk een betere wetenschapper van. Dat is waarschijnlijk ook waarom universiteiten bijna altijd willen dat kandidaten voor een professorschap niet alleen maar aan één universiteit zijn gebleven, maar ook wat zijn rondgetrokken.

Dus een postdoc in het buitenland kan erg leerzaam zijn, en ook nog je carrière vooruithelpen. Het is daarom voor bijna alle wetenschappers een goed idee na hun promotie te gaan 'postdoccen' als ze verder willen in de wetenschap. Maar dat wil niet zeggen dat het postdocsysteem alleen maar plezierig is.

Een praktisch probleem is dat de meeste wetenschappers van eind twintig/begin dertig al een relatie hebben, waarbij de partner niet alleen werkt, maar bijna altijd ook nog veel meer geld verdient dan de postdoc. En in tegenstelling tot universiteiten zijn de meeste bedrijven en overheidsinstellingen niet blij als iemand voor twee of drie jaar naar het buitenland vertrekt. Het regelen van vervangers, pensioengat etc... Wat er dus kan gebeuren is dat de postdoc haar vriend of zijn vriendin een paar jaar lang maar eens in de paar maanden kan opzoeken. Nu kan een relatie dat wel overleven (immers, veel zeelui zijn ook getrouwd), maar het is natuurlijk niet prettig. En zelfs als de postdoc nog redelijk dichtbij is, kan het heen en weer reizen ook voor veel stress zorgen– een professor die ik eens interviewde vertelde dat hij zijn postdoc in Parijs deed, en elke twee weken een weekend met de trein naar Nederland ging. In de trein kon je niet veel slapen, en in dat weekend waren al zijn sociale activiteiten geconcentreerd. Een vermoeiende tijd.

Maar het grootste probleem voor postdocs is wat te doen nà hun postdoc. Het is vaak moeilijk aan de universiteit een vaste baan als UD of zelfs een "tenure track"-positie te krijgen. Want er zijn veel meer postdocs dan vacatures voor vast personeel. Een paar gelukkige postdocs hebben al een vaste baan aangeboden gekregen – zelfs voordat ze met hun postdoc begonnen, een paar andere gelukkige postdocs zijn zo goed (of hebben zoveel geluk) dat ze een baan aan een universiteit vinden, maar de resterende 70-80-% van de postdocs moet een keuze maken: moet ik nog een postdoc nemen in de hoop dat ik in die tijd wèl een permanente positie vind, of kan ik maar beter stoppen met academisch onderzoek nu ik nog jong genoeg ben om een baan in het bedrijfsleven te vinden? En dat is geen prettige positie, vooral omdat de grote meerderheid van postdocs aan de universiteit wil blijven werken.

Maar ja, universiteiten zelf zitten ook niet te springen om postdocs van 40+.

Onder jonge wetenschappers wordt dus veel gediscussieerd over het postdoc-systeem. Er zijn postdocs die vinden dat universiteiten veel teveel jong en tijdelijk personeel aannemen, zoveel dat ze het merendeel daarvan geen lange-termijn carriere kunnen bieden. En dat het beter zou zijn minder AIOs aan te nemen zodat de mensen die promoveren en postdoccen ook een goede kans hebben om professor te worden. Maar ik denk dat het te gemakkelijk is het probleem bij de universiteiten neer te leggen. Universiteiten willen gewoon zoveel mogelijk onderzoek doen voor zo weinig mogelijk geld, en de beste manier om dat te doen is jonge, tijdelijke krachten aan te nemen. Wat dat betreft is de universiteit net McDonalds. En net als de werknemers van McDonalds moeten postdocs beseffen dat de meesten van hen geen directeur/professor kunnen worden, en dus op tijd een andere baan moeten gaan zoeken.

Academisch onderzoek is misschien leuk, maar de politiek heeft er ten onrechte of terecht niet bijster veel geld voor over. En in sommige opzichten is ons huidige systeem al een enorme vooruitgang ten opzichte van het verleden, toen alleen de rijken wetenschappers konden worden en anderen wetenschap hoogstens als hobby konden bedrijven. Het is jammer dat vele enthousiaste en ambitieuze jonge wetenschappers uit de wetenschap gedreven worden, maar het is niet onredelijk dat voor hen geldt wat voor de rest van ons geldt, dat we werk moeten vinden waar we onze passie voor een onderwerp kunnen combineren met een door de maatschappij nodige, gewaardeerde en betaalde dienstbaarheid. Professoren hebben misschien zowel vrijheid als een dak boven hun hoofd, maar de rest van ons, inclusief postdocs, moeten net als de vagebond in Stevenson's gedicht een keuze maken: de vrijheid of het dak? Het doen van duur onderzoek met andermans geld is een privilege, dat door niemand geeist kan worden. Het is jammer voor de postdocs die verstoten worden uit het paradijs, maar het is misschien het beste als ze het leren beschouwen als een kans op een andere manier iets goeds te doen. Want ook de maatschappij heeft slimme mensen hard nodig - en misschien nog wel harder dan de universiteit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten