woensdag 8 april 2009

De vakgroep (5/7) - de promovendus

In het leven zijn er veel dingen die nog niet af zijn. Het halfje wit moet nog gesneden worden, de kant-en-klaarmaaltijd moet eerst in de magnetron, en de aangeleverde IKEA-kast moet in elkaar worden gezet. Maar bij mensen is het vaak minder duidelijk wanneer iemand “af” is. Is een meisje van 17 al volwassen? Hoe goed moet je kunnen inparkeren voor een rijbewijs? En wanneer heb je een fatsoenlijke universitaire opleiding gehad?

Vroeger was het eenvoudig. Je ging als student naar de universiteit, en als je ouders genoeg geld hadden werd je geacht de universiteit te verlaten als “doctor”. Bij geld- of tijdgebrek kon je als troostprijs de troosttitel “kandidaat” of zo krijgen, maar dat was meer om je te helpen een baan te vinden, je telde dan niet echt mee als academicus.

Op een gegeven moment vond de overheid het echter welletjes worden met al die mensen die zo lang studeerden (mijn vader heeft negen jaar gestudeerd, en dat was in zijn tijd zeker niet uitzonderlijk lang), want dat kostte het Rijk handenvol geld. Dus werd er besloten de studie in tweeën te hakken – na 4 jaar werd je doctorandus (wat een vertaling is van “hij die nog doctor moet worden”) en zou je goed genoeg moeten zijn voor de arbeidsmarkt. Mocht je nog verder willen, dan werd dat niet meer door de overheid betaald.

Een doctorandus (of, zoals het nu heet, een 'master') is dus eigenlijk een “onaffe” academicus of wetenschapper. En hoewel de tijden veranderd zijn ben je nog steeds pas een echt erkende wetenschapper als je bent gepromoveerd.

De praktijk is echter iets minder verheven dan de theorie. Als je doctor wilt worden moet je promotieonderzoek doen. Dat kan op drie manieren: de eerste is dat je een proefschrift schrijft in je vrije tijd, de tweede manier is dat je een proefschrift schrijft in overleg met je baas (als je toevallig als onderzoeker werkt), maar de derde manier komt het meeste voor, en dat is dat je op een baan solliciteert net als iedereen, al is dat dan een baan als promovendus. Kijk maar eens in de wetenschapsbijlage van de Volkskrant, daar staan bijna altijd wel een paar advertenties voor promovendi (ook wel AIOs of OIOs genoemd, maar meestal promovendus of AIO).

Als je dan promovendus wordt, wat staat je dan te wachten? Wel, een professor die een idee heeft wat voor onderzoek je moet gaan uitvoeren, een berg artikelen moeten verzamelen en doorlezen, posters moeten maken voor wetenschappelijke congressen, onderzoek doen in het lab, artikelen schrijven, naar tijdschriften opsturen en weer corrigeren, studenten begeleiden of onderwijzen, en soms kleine klusjes doen waar je hoogleraar geen tijd voor heeft (zo heb ik eens een computer waar we de sleuteltjes van kwijt waren geraakt met een betonschaar van de muur moeten bevrijden). Het meeste onderzoek en het minder spectaculaire deel van de onderwijstaken wordt door de promovendi gedaan. Wie dacht je dat het onderzoek deed waar hoogleraren zo over opscheppen op congressen? De promovendi (uiteraard samen met de postdocs, maar er zijn vaak meer promovendi dan postdocs op een lab, het meeste wetenschappelijk onderzoek wordt dus gedaan door de promovendi). Als de professor te vergelijken is met de koningin-mier, dan zijn de promovendi de werkmieren die verreweg het meeste wetenschappelijke loopwerk verrichten - hoewel de professor als sturende factor wel nuttig kan zijn - promovendi weten ook nog niet alles.

Promovendus zijn heeft voordelen en nadelen. De nadelen zijn het duidelijkst. Het salaris is redelijk laag (toen ik begon verdiende ik zo weinig geld dat ik geen hypotheek kon afsluiten op iets dat bewoonbaarder was dan een garage), de baan is niet vast, en je zit in een akelig afhankelijke positie ten opzichte van je promotor: als je niet met je promotor kan opschieten of er conflicten ontstaan, promoveer je gewoon niet. Vier jaar werk voor niets geweest.

Aan de andere kant heeft een baan als promovendus zeker ook voordelen. Als je onderzoek leuk vond, dan kan je vaak behoorlijk zelfstandig onderzoek uitvoeren, je kunt (wel, je MOET) zelfs publicaties voor internationale wetenschappelijke tijdschriften schrijven, je komt op conferenties. Je krijgt een goed beeld van de wetenschap en kan je vier jaar lang verdiepen in een veld dat je interessant vindt. En je mag studenten begeleiden wat ontzettend leuk is (er zijn ook promovendi die een hekel hebben aan studenten begeleiden, voor hen moet studentenbegeleiding dus onder de nadelen geplaatst worden).

Voor de universiteiten zijn promovendi ook handig; samen met postdocs doen zij bijna al het onderzoek (een promovendus doet ongeveer evenveel onderzoek als 30 universitair docenten, meen ik me te herinneren). Terwijl de professoren de meest zichtbare wetenschappers zijn, wordt het onderzoek en de reputatie van elke professor gevormd door het team van de soms tientallen promovendi en postdocs onder hem of haar, die net als de 90% van de ijsberg onder de waterspiegel blijven, maar er wel voor zorgen dat de professor omhoog wordt geduwd, in de hoop dat zij op een dag zelf professoren zullen zijn. Maar voor die dag zal komen, moeten ze natuurlijk wèl zelf doctor zijn geworden. Promovendi zijn deel van de eeuwige cyclus: promovendus wordt door een professor opgeleid tot doctor, de doctor wordt professor, de cirkel sluit zich. Best wel poëtisch als je het zo bekijkt. Maar voor de promovendus is het vooral hard werken. Professoren kunnen prachtige verhalen vertellen over de ideeën en idealen achter wetenschap, maar mocht je ècht willen weten hoe de wetenschap werkt - loop dan een dagje met een promovendus mee!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten