woensdag 15 april 2009

De vakgroep (7/7) - de analist

Schijn kan bedriegen. Mijn vader had in zijn laboratorium een groot aantal analisten - sommige van HBO-niveau, de meeste opgeleid op MBO-niveau, die deden de eenvoudigste analyses. Mijn beeld van analisten werd daardoor dat ze doorgaans aardige mensen waren, maar vaak geen erg hoge opleiding hadden en vooral werden ingeschakeld voor routinewerk. Op de universiteit werd ik de eerste tijd ook niet veel wijzer; de meeste analisten hebben niet (zoals wetenschappers!) de gewoonte op te scheppen over hun publicaties, en dringen zich niet op de voorgrond. Ze doen hun werk onopvallend, secuur, en rustig.

Ik was dan ook erg verbaasd toen ik op een dag de post van de vakgroep aan het uitdelen was, en een brief vond geadresseerd aan Dr.... En de achternaam die op envelop stond was niet die van onze professor, van onze docenten of zelfs van één van onze postdocs, maar van een analist! Die analist was dus verder in de wetenschap dan ik!

De moraal van dit verhaal is niet zozeer dat ook ik weleens oogkleppen opheb, maar meer dat universitaire analisten heel andere mensen zijn dan de analisten die op het laboratorium van mijn vader werkten. Op de universiteit zijn de analisten vaak juist de mensen die de boel draaiende houden en krachtig doch subtiel dingen organiseren. Niemand weet zoveel van experimentele technieken af als een doorgewinterde analist, en promovendi doen er doorgaans goed aan om hun eventuele pretenties ten opzichte van analisten te laten varen en heel goed te luisteren naar wat ze te vertellen hebben, dat kan waardevoller zijn dan de instructie van de professor zelf.

En in tegenstelling tot de apotheek hebben universitaire analisten veel meer vrijheid - dat moet ook wel, als je nieuwe dingen aan het doen bent moet je wel zelfstandig kunnen denken, anders houdt je officiële leidinggevende geen tijd meer over.

Nu zijn de meeste analisten niet gepromoveerd - dat hoeft ook niet om goed te zijn in hun vak. Vaak komen ze van het HLO (hogere laboratoriumschool), de HBO-variant van een scheikunde- of biologiestudie. Sommigen krijgen de smaak van onderzoek te pakken en promoveren, en brengen het uiteindelijk zelfs tot universitair docent of hoogleraar (ik ken zowel een UD als een hoogleraar die als analist zijn begonnen, het komt vaker voor dan je zou denken). Maar de meeste analisten blijven gewoon analist - en soms besluiten zelfs gepromoveerde wetenschappers analist te worden inplaats van postdoc! En hoewel dat in mijn familie vreemd zou worden gevonden (mijn vader en twee van zijn drie broers hebben zich omhoog geworsteld tot hoofd van de hierarchie waarin ze zich bevonden) is dat niet een erg rare keus.

Het leven van een wetenschapper, zeker van een beginnend wetenschapper, is, als niet zwaar, dan zeker tijdrovend en stressvol. Je weet doorgaans niet of je over twee jaar je baan nog hebt. Er zijn honderden concurrenten die op je positie azen. 60- of 70-urige werkweken lijken noodzakelijk om ooit het paradijs van het professorschap te bereiken. Als je wetenschap niet ontzettend leuk vindt, brand je door. Mensen die analisten worden en blijven zijn vaak mensen die wetenschap leuk vinden, maar ook andere hobbies hebben. Of een gezin waar ze tijd aan willen besteden. Of een sociaal leven. Als analist heb je meestal een vaste baan. Je kunt parttime werken. Je hoeft niet te stressen (of in elk geval minder) te stressen voor artikel- en conferentiedeadlines omdat je doorgaans alleen helpt met onderzoek, en de AIOs en postdocs met wie je werkt die reputatie veel harder nodig hebben. Je hebt misschien niet de officiële status van een wetenschapper, maar je hebt veel minder stress, en kunt 's avonds de krant lezen, je kinderen knuffelen of andere leuke dingen doen. Nu heb ik niet de illusie dat het leven van een analist een paradijs is, maar ik kan me goed voorstellen dat gepromoveerden ervoor kiezen om analist te worden, en dat veel analisten ervoor kiezen om analist te blijven.

En, hoewel het misschien raar klinkt voor een nogal status-gevoelige instelling als een universiteit, denk ik dat het goed is dat er analisten zijn. Allereerst is het nuttig dat er mensen zijn die zich tot experts ontwikkelen in experimentele technieken - de gemiddelde wetenschapper kan hoogstens acht tot tien jaar experimenten doen voordat hij of zij moet gaan managen en onderzoeksvoorstellen schrijven. Hoewel het een open deur lijkt, zijn er altijd mensen nodig die iets kunnen demonstreren of uitvoeren. Als de gemiddelde professor een experiment zou proberen op te zetten, zou het waarschijnlijk op een ramp uitlopen. Ten tweede spelen analisten (in elk geval op onze vakgroep) een belangrijke rol in het sociale gebeuren; zij zijn vaak de mensen die tijd vrij kunnen maken om vakgroepsfeesten te organiseren of mee te helpen met de organisatie. De meeste wetenschappers lijken daar door deadlines nauwelijks tijd voor te kunnen vrijmaken. Tenslotte zijn analisten vaak de meest wijze mensen in een vakgroep. Vaak hebben ze vele promovendi en postdocs (en soms zelfs professoren) zien komen en gaan. Tussen dravende wetenschappers door slagen analisten er vaak wel in hun hoofd koel te houden en dingen te relativeren, zoals de vuurtorens waar je je op kunt oriënteren als het stormt en het water tot over je oren slaat.

Eigenlijk lijken analisten ergens verdacht veel op het karakter Lu-Tze uit de verhalen van Terry Pratchett - een tenger mannetje met een bezem dat overal kan komen omdat iedere organisatie talloze mannetjes met bezems heeft, maar intussen onopvallend maar handig de geschiedenis in goede banen leidt. De volgende keer als je een persoon onopvallend experimenten ziet doen of klusjes uitvoeren met een vriendelijke glimlach en op een onwetenschappelijk kalme manier, bedenk dan dus dat hoe laag-hierarchisch het gedrag ook mag lijken, schijn bij analisten heel goed kan bedriegen. Houd je ogen en oren dus open - vaak kan je juist van hèn wat leren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten