zaterdag 11 april 2009

De vakgroep (6/7) - de student

De klant is koning, zo wordt veel beginnende winkelbedienden voorgehouden. En ondanks de uitgebreide bespreking van de academische hierarchie in de voorgaande afleveringen van "de vakgroep", moeten we niet vergeten dat de basis van de hele academische wereld de student is. Zonder studenten geen universiteit.

Toch moet je als je gaat studeren niet verwachten dat de deuren voor je openzwaaien en de hoogleraren je diep buigend binnenleiden, als meest vereerde financiers (al zouden ze het misschien wel moeten doen!) Dat heeft verschillende redenen. Één daarvan is dat de universiteiten slechts een klein deel van hun inkomen uit collegegeld halen, het meeste geld krijgen ze van de overheid (Amerikaanse universiteiten, die vaak geen of minder overheidssteun krijgen, vragen al snel 30,000 dollar per jaar, 10x zoveel als hier). De professoren zullen dus niet buigen voor de studenten, maar vooral voor de ambtenaren van het ministerie van onderwijs.

De tweede reden voor het "niet koning zijn" is dat veranderen van universiteit zo lastig is dat als de student eenmaal voor een universiteit heeft gekozen, verandering zoveel administratieve rompslomp en het vinden van een nieuwe woning met zich meebrengt dat bijna geen enkele student zal weglopen naar de concurrentie als het onderwijs matig is. De kwaliteitsverschillen tussen Nederlandse universiteiten zijn bovendien vaak zo klein dat dat ook niet de moeite waard is. Tenslotte zijn de studenten helemaal niet gewend als "klanten" behandeld te worden - op de middelbare school waren ze ook niet de klanten, maar waren hun ouders het; en veel studenten beschouwen de universiteit dan ook als een soort school waar ze doorheen moeten.

De eerste jaren IS de universiteit ook een soort middelbare school. Je hebt weliswaar minder les, en vaak meer practicum, en je woont hopelijk op kamers, maar het onderwijs is basaal schools. Je hebt proefwerken ("tentamens") volgt lessen (colleges en werkcolleges), doet practicum en schrijft verslagen. Het is pas in de laatste twee jaar van de studie dat je als student een klein hapje echte wetenschap voor je neus krijgt, en dat is in de vakgroep.

In onze vakgroep (farmacochemie, Universiteit Leiden) lopen er altijd wel een paar studenten rond. Maar als klanten of koningen gedragen ze zich doorgaans niet. Daar schrikken ze teveel voor.

Op de middelbare school en de eerste studiejaren worden studenten meestal op een klassieke manier opgeleid: de docent bepaalt wat de lesstof is, en zelfs bij een practicum hoef je meestal niet meer te doen dan het "kookboek" te volgen. Je hoeft geen beslissingen te nemen en niet na te denken. Als een student op een vakgroep komt is onze boodschap als stagebegeleiders echter meestal: "Dit is het probleem. Ga het maar oplossen." Nu zijn wij stagebegeleiders daar ook niet altijd van nature handig in (mijn eerste student werd bijna gek toen ik de eerste weken bijna iedere dag een andere aanpak aanbeval, ik moest het ook leren), maar de essentie is dat je in het diepe wordt gegooid; je hebt vaak nog niet de vaardigheden die nodig zijn het probleem op te lossen, en met zelf veel lezen, experimenteren, en hulp van je begeleider moet je het maar uitzoeken. Je eerste echte onderzoeksstage is vaak een jungle met maar heel weinig wegwijzers. Het is wonderbaarlijk dat zoveel studenten hem overleven. En je loopt het risico dat je begeleider afwezig is of alleen computerspelletjes zit te spelen, je alleen hersendodende routineklusjes moet doen, of dat je na 6 maanden nog niets geproduceerd hebt.

Maar toch kan die onderzoekstijd de leukste tijd van je studie zijn. Koffiepauzes met de vakgroep, soms labuitjes. Zien hoe wetenschap nou echt werkt. Elke dag kunnen praten met actieve wetenschappers en hun verhalen over onderzoek en soms hun persoonlijke leven horen. Persoonlijke begeleiding, iets dat veel studenten nog nooit gehad hebben. En na afloop heb je vaak iets gedaan dat nog nooit iemand gedaan heeft.

In de vakgroep is een student vaak een soort mini-promovendus: hij of zij heeft wel wat zelfstandigheid in het onderzoek, en wordt ook serieus genomen, want na een maand of drie weet de student meer van zijn onderzoeksonderwerp af dan zelfs de professor weet! Vier maanden of een half jaar zijn helaas bijna nooit genoeg om een artikel te kunnen schrijven, dus dat genoegen treedt meestal pas op als de student promovendus wordt, maar een stage is een uitstekende manier om te ontdekken hoe wetenschap eigenlijk werkt, en of je het leuk vindt. En je zou de eerste student niet zijn die door je professor "gescout" wordt voor een promotieplaats... De student in de vakgroep is geen koning, maar ook (meestal!) zeker geen slaaf. Het is een stage, een verleggen van je grenzen, en vaak de eerste kans die je hebt om zelf een project op te zetten waarin je je eigen ideeën kwijt kan. Het zou natuurlijk leuker zijn als de professor voor je zou buigen. Maar zelfs zonder dat kan een periode als stage-student zeker de moeite waard zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten