vrijdag 27 maart 2009

Een wiskundige op de stoep

De wetenschap heeft een lange rij excentriekelingen gekend, van de ontdekker van waterstof, Cavendish, die zo vrouwenschuw was dat hij een extra trap liet aanleggen in zijn huis zodat hij het dienstmeisje niet tegen hoefde te komen, tot Einstein, die vaak geen sokken droeg en zijn eigen telefoonnummer in het telefoonboek opzocht omdat hij het zonde vond iets te onthouden dat zo gemakkelijk op te zoeken was. Maar in het gezelschap excentrieke wetenschappers was er één die met kop en schouders boven de rest uitstak. Zijn naam was Paul Erdös, en hij was wiskundige.

Het leven van Paul Erdös begon redelijk normaal, op het feit na dat zijn beide ouders wiskundedocenten waren. Toen hij drie was kon hij al berekenen hoeveel seconden de vrienden van zijn ouders geleefd hadden, en op de middelbare school was hij een fanatiek oplosser van de wiskundeproblemen in het Hongaarse tijdschrift voor middelbare scholieren.

In 1934, toen Erdös 21 was, kreeg hij zijn doctoraat in de wiskunde, en trok naar Engeland omdat in zijn geboorteland Hongarije het antisemitisme sterk was (Erdös was Joods). Later vertrok Erdös naar de Amerikaanse topuniversiteit Princeton. Maar daar begon zijn carrière af te wijken van de standaard. Erdös begon namelijk rond te trekken. Hij werd een wiskundige zwerver, en dat is hij zijn hele leven gebleven. En dat ging als volgt.

Als je een wiskundige was kon het gebeuren dat er op een goede avond bij je aangebeld werd, en dat er dan een man met een grote bril en een koffer op je stoep stond. Dat was dan Paul Erdös. Hij kondigde aan “Mijn brein is open!”, vroeg om een paar dagen te mogen logeren ... en te mogen kijken naar de problemen waaraan je werkte. De volgende paar dagen werkte hij dan samen met jou keihard aan het oplossen van die problemen (de werklust van Erdös leek gevoed te worden door de enorme hoeveelheden koffie die hij dronk, en misschien ook door de amfetamines die hij slikte). Dan vertrok hij weer. En misschien zag je hem nooit meer terug (behalve op wiskundecongressen, dan).

Erdös kon dat doen omdat hij geen bezittingen had behalve die in zijn koffertje, niet getrouwd was en geen kinderen had. Hoewel hij kinderen misschien wel aardig vond (hij noemde ze 'epsilons', naar het symbool voor een kleine eenheid in de wiskunde) waren zijn opvattingen over de maatschappij niet bepaald regulier of huwelijksbevorderend. Getrouwde mannen noemde hij "slaven", vrouwen "meesteressen", mensen die gestopt waren met wiskunde "dood", en God de "Supreme Fascist in de hemel die de allermooiste wiskundige bewijzen voor zichzelf houdt."

Erdös was een ontzettend productieve man en een grote samenwerker: hij schreef 1475 artikelen, wat hem de op één na productiefste wiskundige uit de geschiedenis maakt (na Euler, die meer pagina's vulde, maar wel minder artikelen schreef), en werkte samen met minstens 511 andere wiskundigen als medeauteur. De wiskundigen hebben zelfs een getal naar hem genoemd: het Erdös-nummer. Ze gaven Erdös zelf het erenummer 0, de mensen die met Erdös een stuk hebben geschreven het nummer 1, de mensen die niet met Erdös zelf maar wel met de nummers 1 een artikel samen hadden geschreven het nummer 2, etcetera. Mocht je het je overigens afvragen: mijn Erdös-nummer is 4 (probeer maar).

Erdös stierf op 83-jarige leeftijd in 'actie', op een wiskundecongres in Polen. Als een van de produktiefste wiskundigen aller tijden is hij altijd een beetje ondergewaardeerd geweest omdat hij geen groot baanbrekend enkel onderwerp aansneed en uitdiepte, maar een probleemoplosser was. Toch kan er in deze tijd, waarin wetenschappers zich vaak hyperspecialiseren, wel iets voor Erdös' aanpak gezegd worden: hij kon goede ideeën over de hele wiskundige gemeenschap verspreiden. En wat is een betere manier om iets nieuws te leren dan om laat op de avond bij een wetenschapper aan te kloppen, met een koffertje in de hand, en op een vanzelfsprekende manier te zeggen "Mijn brein is open!"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten