donderdag 26 maart 2009

Hoe werkt de vakgroep (1/7) – de professor

Toen ik nog een jongetje was van een jaar of acht was mijn favoriete stripfiguur professor Barabas uit Suske en Wiske. In de meeste verhalen had hij een kleine rol, maar het leek me fantastisch net als hem uitvindingen te doen, zoals zijn machine die je naar elk tijdstip in het verleden of de toekomst kon transporteren, het voertuig waarmee je in het diepste van de aarde kon komen, of zo'n apparaat waarmee je figuren uit schilderijen tot leven kon wekken.

Hoe leuk professor Barabas ook was in de verhalen, zijn leven was niet echt vergelijkbaar met dat van echte professoren. Echte professoren hebben over het algemeen geen laboratorium aan huis (veel te duur en te gevaarlijk), werken niet alleen, en doen bijna nooit uitvindingen. Laat staan teletijdmachines.

Maar als Barabas geen typische professor is, wat doet de gemiddelde professor dan wel?

Een professor is in de eerste plaats de oprichter en manager van een vakgroep. Hij of zij heeft een favoriet onderwerp dat hij/zij wil onderzoeken, en neemt daarvoor mensen in dienst om dat onderzoek te doen. De professor moet die mensen natuurlijk wel betalen, voor een deel kan hij dat doen met geld dat hij van de universiteit krijgt (elke professor mag per jaar een bepaald bedrag uitgeven aan personeel en apparaten), voor een ander deel moet hij dat geld werven door bedrijven, NWO of liefdadigheidsintellingen aan te schrijven. Dat is het verwerven van subsidies, en dat is één van de hoofdtaken van een professor.

De tweede hoofdtaak van een professor is natuurlijk ervoor te zorgen dat zijn medewerkers hun werk doen en geen computerspelletjes zitten te spelen terwijl ze moeten onderzoeken. En hij moet ervoor zorgen dat de medewerkers met de goede dingen bezig zijn, en niet iets gaan onderzoeken waar geen goed artikel uit te halen te halen. Dat is het tweede deel van het professorschap, het management-deel.

De derde taak heeft te maken met waarom de professor in de eerste plaats is aangenomen: het onderwijs. Een professor trekt studenten aan, dus het minste dat hij moet doen is lesgeven (al heet dat op de universiteit 'college geven'). Ook geeft een professor commentaar op het werk of de artikelen van zijn promovendi en postdocs, wat vaak ook nodig is – in dat geval wordt de promovendus of postdoc onderwezen. Dat is ook deel van het onderwijs.

De laatste hoofdtaak van een professor is congresbezoek en PR. Professoren bezoeken regelmatig congressen in binnenland en buitenland om reclame te maken voor het onderzoek van hun vakgroep (zodat ze nòg beroemder worden), ideeën op te doen en nieuwtjes te leren van andere wetenschappers, vriendschappen en samenwerkingsverbanden te sluiten met andere wetenschappers of mensen uit het bedrijfsleven, en tenslotte uit te kijken naar jonge onderzoekers die op zoek zijn naar een baan. De slimmere professoren zorgen er ook voor dat journalisten gewaarschuwd worden als iemand van hun vakgroep een ontdekking doet, en nomineren hun promovendi of postdocs voor prijzen. De eerste twee letters van 'professor', net als de eerste en de laatste letter, spellen 'PR'. En dat is erg passend.

Nu zijn de bovengenoemde vier dingen niet alles wat een professor doet – vaak zitten professoren ook in commissies van de universiteit die moeten beslissen over bijvoorbeeld verbouwingen en bezuinigingen, houden lezingen voor een breed publiek of studieverenigingen, schrijven reviews voor wetenschappelijke tijdschriften, en nog een heleboel andere dingen. Sommige professoren richten zelfs hun eigen bedrijf op!

Èchte professoren doen dus bijna alles behalve uitvinden. En dat is eigenlijk wel jammer. Kun je je voorstellen hoe fantastisch het zou zijn als je de tijdmachine van je professor zou mogen uittesten? Of de schilderijen-levend-maker? Toch zit er iets nobels in professoren: ze geven hun eigen onderzoek op om het anderen mogelijk te maken onderzoek te doen, zodat je als promovendus niet continu zelf overal geld vandaan moet halen of colleges aan studenten moet geven. En hun werk is veel afwisselender en veel minder eenzaam dan in stripverhalen. Misschien, heel misschien, zou zelfs Barabas jaloers op ze zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten